Grondslagen voor de bepaling van het resultaat

Bij de bepaling van het exploitatieresultaat worden de baten en lasten toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.

Rijksbijdragen

De ontvangen (normatieve) rijksbijdragen worden tijdsevenredig aan het jaar toegerekend waarop deze betrekking hebben.

De niet-geoormerkte OCW-subsidies en geoormerkte OCW-subsidies zonder verrekenings-clausule worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar van toewijzing, tenzij op basis van een bestedingsplan mag worden aangenomen dat de met de subsidie bekostigde activiteiten nog niet in dat jaar hebben plaatsgevonden. Het deel van de subsidies waar nog geen activiteiten voor zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.

De geoormerkte OCW-subsidies met verrekeningsclausule worden in het jaar, waar de gesubsidieerde lasten worden verwerkt, ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord. Niet-bestede middelen worden verantwoord onder de overlopende passiva zolang de bestedingstermijn nog niet is verlopen. Niet-bestede middelen worden verantwoord onder de kortlopende schulden zodra de bestedingstermijn is verlopen op balansdatum.

De doorbetaalde rijksbijdragen vanuit samenwerkingsverbanden worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar van toewijzing.

Overige exploitatiesubsidies

Overige exploitatiesubsidies worden ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar, waarin de gesubsidieerde lasten zijn verwerkt, waarin de opbrengsten zijn gederfd of waarin het exploitatietekort zich heeft voorgedaan.

Pensioenen

De vereniging en de stichting hebben voor haar medewerkers een toegezegd pensioen-regeling. Hiervoor in aanmerking komende medewerkers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gemiddelde verdiende loon berekend over de jaren dat de medewerker pensioen heeft opgebouwd bij Ons Middelbaar Onderwijs.

De verplichtingen, welke voortvloeien uit deze rechten van haar personeel, zijn ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De vereniging betaalt hiervoor premies, waarvan de helft door de werkgever wordt betaald en de helft door de medewerker.

De pensioenrechten worden jaarlijks geïndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financiële verplichtingen) dit toelaat.

Vanaf 2015 moeten pensioenfondsen bij beleidsbeslissingen gebruik maken van de zogenaamde beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad is een gemiddelde over twaalf maanden. De beleidsdekkingsgraad op 31 januari 2019 was 103,1%.

Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht om financiële buffers te hebben: extra geld voor tijden dat het financieel slechter gaat.

De pensioenregels schrijven voor, dat de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds 128% moet zijn. Dan heeft men voldoende financiële buffers. Daarnaast is wettelijk bepaald, dat de beleidsdekkingsgraad niet langer dan 5 jaar onder 104,2% mag liggen.

Zolang de financiële situatie van ABP onvoldoende blijft, moet ABP jaarlijks voor 1 april een nieuw herstelplan indienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het herstelplan van 2018 is goedgekeurd. In de berekening van het herstelplan groeit de beleidsdekkingsgraad binnen 10 jaar vanaf eind 2017 (101,5%) naar het vereiste niveau van 128,2%, zonder dat daar beleidsaanpassingen voor nodig zijn. Doordat de beleidsdekkingsgraad in dit herstelplan voldoende stijging laat zien, is een verlaging van de pensioenen niet aan de orde.

De vereniging heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensioenfonds, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. De vereniging heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord.