Voortijdig schoolverlaten (VSV)
Jongeren die zonder diploma van school gaan, hebben minder kansen om zelf in hun onderhoud te voorzien. Daarom heeft de Rijksoverheid als doelstelling dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen. Een startkwalificatie is een mbo-2, havo- of vwo-diploma.
Een jongere die zonder startkwalificatie van school gaat, noemen we een voortijdig schoolverlater. In 2019 is een wet ingegaan waarmee scholen en gemeenten verplicht worden om samen te werken om voortijdige schooluitval tegen te gaan. Het streven was dat voor zowel het mbo als het vo het aantal uitvallers omlaag gebracht zou worden tot 20.000 in 2021. In schooljaar 2021/2022 was het totaal aantal VSV-ers 30.242. Hiervan zaten 4.368 leerlingen op het regulier vo. Het streefaantal is dus niet gehaald.
Leerplichtambtenaren en medewerkers van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) begeleiden jongeren die spijbelen of helemaal van school (willen) gaan. Dit doen ze samen met de scholen. In elke regio is de situatie anders. Dat vraagt om een aanpak op maat. Scholen en gemeenten binnen de eigen regio bekijken welke aanvullende maatregelen zij inzetten. De scholen nemen in hun schoolplan en/of schoolgids op welke aanvullende maatregelen zij treffen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, zoals de aanpak van ziekteverzuim, extra begeleiding, hulp bij de studie- en loopbaankeuze of speciale klassen voor jongeren die twijfelen over hun studiekeuze.
Voor het voortgezet onderwijs zagen de landelijke vsv-cijfers er de afgelopen jaren als volgt uit:
Grafiek: Vsv-cijfers voor het vo
De vsv-aantallen van 2020-2021 zijn nagenoeg gelijk ten opzichte van het voorgaande jaar. De cijfers voor 2021-2022 zijn voorlopige cijfers. Deze vallen hoger uit dan de cijfers over de twee voorgaande jaren.
Met ingang van schooljaar 2021-2022 worden de vsv-cijfers bijgehouden in een nieuwe website (Dashboards vsv en jikp (rijkscloud.nl)). Wanneer het aantal vsv-ers op een school lager is dan vijf, zijn de percentages op nul gezet.
Scholen worden beoordeeld op het percentage en aantal vsv’ers in de onderbouw, bovenbouw vmbo, bovenbouw havo en bovenbouw vwo. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde scoren de meeste scholen binnen de vereniging goed. Bij 15 scholen is het aantal vsv-ers ten opzichte van schooljaar 2020-2021 afgenomen of gelijk gebleven. 21 scholen zitten voor schooljaar 2021-2022 onder het landelijke percentage. In onderstaande tabel zijn de vsv-percentages per school te zien evenals de landelijke percentages.
Grafiek: Percentage vsv’ers per school en landelijk
Twee scholen zijn niet terug te zien in deze grafiek:
Van het Baanderenherencollege praktijkonderwijs zijn geen cijfers. Dit heeft te maken met de bijzondere positie die het praktijkonderwijs heeft. Hier worden leerlingen begeleid naar arbeid of dagbesteding.
De Bossche Vakschool is niet opgenomen in de grafiek. Aan deze school is een Internationale Schakelklas (ISK) verbonden. Als deze leerlingen terug gaan naar het land van herkomst, ronden zij hun schoolperiode niet af met een startkwalificatie. Daardoor tellen zij mee als vsv’er. Verhoudingsgewijs drukken deze leerlingen zwaar op het vsv-percentage van de Bossche Vakschool. Omdat dit een vertekend beeld geeft is deze school niet meegenomen in bovenstaand overzicht.
Ook Metameer Stevensbeek heeft een ISK. Dit verklaart een relatief hoog vsv percentage. Het Merletcollege in Grave heeft ook een ISK. Deze cijfers laten in verhouding een minder grote afwijking zien en zijn daarom wel opgenomen in de grafiek.