Voortijdig schoolverlaten (VSV)
Jongeren die zonder diploma van school gaan, hebben minder kansen om zelf in hun onderhoud te voorzien. Daarom heeft de Rijksoverheid als doelstelling dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen. Een startkwalificatie is een mbo-2, havo- of vwo-diploma.
Een jongere die zonder startkwalificatie van school gaat, noemen we een voortijdig schoolverlater. In 2019 is een wet ingegaan waarmee scholen en gemeenten verplicht worden om samen te werken om voortijdige schooluitval tegen te gaan. Het streven is dat voor zowel het mbo als het vo het aantal uitvallers omlaag gebracht wordt tot 20.000 in 2021.
Leerplichtambtenaren en medewerkers van het Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (RMC) begeleiden jongeren die spijbelen of helemaal van school (willen) gaan. Dit doen ze samen met de scholen. In elke regio is de situatie weer anders. Dat vraagt om een aanpak op maat. Scholen en gemeenten binnen hun eigen regio bekijken welke aanvullende maatregelen zij inzetten. De scholen nemen in hun schoolplan en/of schoolgids op welke aanvullende maatregelen zij treffen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, zoals de aanpak van ziekteverzuim, extra begeleiding, hulp bij de studie- en loopbaankeuze of speciale klassen voor jongeren die twijfelen over hun studiekeuze.
Voor het voortgezet onderwijs zagen de landelijke vsv-cijfers er de afgelopen jaren als volgt uit (NB. de cijfers over 2018/2019 zijn voorlopige cijfers):
Grafiek 5: Vsv-cijfers voor het vo
Vanaf 2016-2017 wordt voor de berekening van de vsv-cijfers, als gevolg van een kwaliteitsslag, gebruik gemaakt van een volledig geautomatiseerde bestandskoppeling. Dit heeft geleid tot een opwaartse correctie van het landelijk aantal met zo’n 570 leerlingen. Door deze verschillende rekenmethodes is een één-op-één vergelijking van de cijfers over 2017-2018 met eerdere jaren niet helemaal mogelijk. De vsv-aantallen van 2018-2019 lijken te dalen ten opzichte van het voorgaande jaar.
Scholen worden beoordeeld op het percentage en aantal vsv’ers in de onderbouw, bovenbouw vmbo, bovenbouw havo en bovenbouw vwo. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde scoren de meeste scholen binnen de vereniging goed. In onderstaande tabel zijn de vsv-percentages per school op brinnummer te zien evenals de landelijke percentages.
Grafiek 6: Percentage vsv’ers per school en landelijk
Drie scholen zijn niet terug te zien in deze grafiek:
De Nieuwste School (31LW) heeft sinds schooljaar 2019-2020 een eigen brinnummer. In de jaren hiervoor viel De Nieuwste School onder 2College (16OX). Voor schooljaar 2018-2019 heeft deze school een vsv-percentage van 0,38%.
Van het Baanderenherencollege praktijkonderwijs (26MZ) zijn geen cijfers beschikbaar. Dit heeft te maken met de bijzondere positie die het praktijkonderwijs heeft. Hier worden leerlingen begeleid naar arbeid of dagbesteding.
De Bossche Vakschool (23FY) is niet opgenomen in de grafiek. Aan deze school is een Internationale Schakelklas (ISK) verbonden. Als deze leerlingen terug gaan naar het land van herkomst, ronden zij hun schoolperiode niet af met een startkwalificatie. Daardoor tellen zij mee als vsv’er. Verhoudingsgewijs drukken deze leerlingen zwaar op het vsv-percentage van de Bossche Vakschool. Omdat dit een vertekend beeld geeft, is deze school niet meegenomen in bovenstaand overzicht. Zo waren er in schooljaar 2017-2018 in totaal 35 vsv’ers. Hiervan waren er 33 afkomstig van de ISK.
Ook Metameer Stevensbeek (16SW) en het Merletcollege (19RX) in Grave hebben een ISK. Deze cijfers laten in verhouding geen tot een minder grote afwijking zien.